SOCIAAL CULTUREEL WERK EN SAMENLEVING
 
Wordt gegeven in 3de jaar professionele Bachelor in het sociaal werk - afstudeerrichting: sociaal-cultureel werk
Hoorcollege [A] 12.0
Werkcollege [B] 12.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 8.0
Totale studietijd [D] 84.0
Studiepunten [E] 3
Niveau gespecialiseerd
Creditcontract? toelating nodig
Examencontract? toelating nodig
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Nicole Vanhoucke
Referentie SCSWKS03A01009
 
Trefwoorden
Sociaal-Cultureel Werk en samenleving.

Doelstellingen
In alle sociaal-agogische werkvelden en beroepen gaat het in wezen om de principes, de methoden en de technieken die sociale werkers, doorgaans professionals, kunnen hanteren om mensen - individueel of gezamenlijk - op een niet bevoogdende maar interactieve wijze te ondersteunen bij het aanleren en verder ontwikkelen van adequaat sociaal handelen. De context van dit sociaal handelen is hier de lokale samenleving met zowel de tekorten die ze vertoont waardoor het welzijn van (een deel van) de bevolking bedreigd is of wordt beknot, als de aangrijpingspunten die er zijn om veranderingen ten goede door te voeren. (cfr. A. Desmet, 2003).

Deze (lokale) samenleving, en in het bijzonder de kwaliteit van het samenleven, heeft een uiterst belangrijke invloed op het welzijn en het welbevinden van individuen.
De eigenheid van het Sociaal-Culturele Werk (die de terreinen recreatie, educatie, welzijn en cultuur in zich verenigt) biedt een bijzonder kader om sociaal-agogische interventies op te zetten die enerzijds de kwaliteit van het samenleven kunnen bevorderen en anderzijds de agogische draagkracht van het doelpubliek als oplossingspotentieel kunnen aanspreken en benutten.

In dit opleidingsonderdeel wordt specifieke aandacht besteed aan: gemeenschapsvorming en participatie die van oudsher belangrijke thema’s zijn in het Sociaal-Cultureel Werk.
Onze verzuilde samenleving is actueel opengebroken tot een netwerksamenleving: een samenleving gekenmerkt door pluriformiteit en (solidariteit in) diversiteit. Deze ontwikkelingen vergen een grondige reflectie tussen individu en samenleving.
Gemeenschapsvorming wordt hierbij niet herleid tot de vormgeving aan de gemeenschap als een homogene en/of herkenbare groep, doch het gaat om het ondersteunen van een diversiteit aan formele en non-formele verbanden waar mensen elkaar ontmoeten.
Participatie is hierbij een kernthema omdat het de verbinding maakt tussen enerzijds concrete (probleem)situaties waarin mensen zich bevinden en anderzijds mensen gericht aanspreekt op het vormgeven aan de samenleving.
In dit opleidingsonderdeel wordt een onderscheid gemaakt tussen participatie als opvoedingsdoel of gemeenschapsnorm enerzijds en participatie als feitelijk proces anderzijds. Naast diverse vormen van actieve participatie wordt ook aandacht besteed aan minder (h)erkende vormen van deelhebben en deelnemen aan de samenleving als historisch gevormd, maatschappelijk project.
Participatie wordt begrepen als 'een stem, geschiedenis en toekomst verwerven'. Participatief werken vergt in deze laatste benadering een proces van culturele actie: het bevragen van de samenleving over de (on)rechtvaardigheid van de maatschappelijke orde.

Op het einde van dit opleidingsonderdeel hebben de studenten inzicht in deze begrippen en kunnen deze kritisch analyseren en toepassen. Dit opleidingsonderdeel beoogt bovendien een transfereerbaarheid naar andere werksectoren.

Het opleidingsonderdeel wil deze doelstellingen concreet vorm geven door volgende competenties uit het opleidingsprofiel te ondersteunen:

Beroepsspecifieke competenties
Sociaal werkers:
-1. Handelen vanuit een visie die steunt op een breed inzicht in de maatschappelijke werkelijkheid;

-2. Geven op een methodische manier vorm aan de sociaal-agogische processen in hun taakgebieden.

Algemene competenties
Algemene beroepscompetentie
-3. Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën.

Algemene (generieke) competentie
-4. Het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken.

Voor dit opleidingsonderdeel wordt in modeltraject 1 de basis gelegd via de opleidingsonderdelen:
Inleiding op het Sociaal Werk;
Sociologie;
Psychologie;
Maatschappelijk Assistent in de Praktijk: Theoretische en praktische bouwstenen 1;
Maatschappelijk Assistent in de Praktijk: Theoretische en praktische bouwstenen 2;

Voor dit opleidingsonderdeel wordt in modeltraject 2 de basis gelegd via de opleidingsonderdelen:
Werkvelden Sociaal Werk;
Sociaal Werk: Sociologische en beleidsmatige visies;
Sociale psychologie;
Stage 1;
Keuzelijst 1 Methodieken Sociaal-Cultureel Werk.

Daarnaast is er een synergie tussen dit opleidingsonderdeel en de inhouden van alle opleidingsonderdelen in modeltraject 3, afstudeerrichting Sociaal-Cultureel Werk.

Leerinhoud
Individualisering en reflexieve modernisering in de risicomaatschappij, uitdagingen voor het sociaal-agogisch handelen;
Visies en praktijken van sociale politiek en diverse opvattingen over Sociaal-Cultureel Werk;
Opvattingen en praktijken van gemeenschapsvorming;
Participatie als toegang en participatie als deelname aan de samenleving;
Participatiemethodieken (uit diverse sectoren waaronder Samenlevingsopbouw);
Overzicht beleids- en werkveldinitiatieven.

Begincompetenties
Studenten kunnen in de onderwijsrealiteit van dit opleidingsonderdeel, indien nodig, hun basisinzichten uit volgende inhoudskaders aanwenden:
Modeltraject 1
Sociologie;
Psychologie;
Maatschappelijk Assistent in de Praktijk: Theoretische en praktische bouwstenen 1;
Maatschappelijk Assistent in de Praktijk: Theoretische en praktische bouwstenen 2.
Modeltraject 2
Werkvelden Sociaal Werk;
Keuzelijst 1 Methodieken Sociaal-Cultureel Werk;
Keuzelijst 2 Samenlevingsopbouw en opbouwwerk;
Stage 1.

Eindcompetenties
De eindcompetenties uit het opleidingsprofiel vermeld in het luik 'doelstellingen' worden integratief ondersteund door volgende eindcompetenties van het opleidingsonderdeel:

Op niveau weten en inzien
De studenten:
- Duiden correct de agogische draagkracht van het doelpubliek aan als oplossingspotentieel;
- Definiëren juist de aangebrachte begrippen en neveneffecten;
- Kenschetsen met zin voor essentie de verschillende (fasen) van participatiemethodieken, de verschillende visies en de kracht van verschillende participatiemodellen;
-Verduidelijken, met zin voor essentie en vanuit een kritische geest, modellen op gemeenschapsvorming.

Op het niveau toepassen
De studenten:
- Analyseren op kritische wijze de aangebrachte begrippen;
- Zetten inzichtelijk gekaderd veranderingsprocessen op.

Op het niveau integreren
De studenten:
- Werken efficiënt taak- en procesgericht met groepen;
- Maken taak- en procesgericht werken met groepen zichtbaar a.d.h.v. een uitgewerkte paper gelinkt aan een werkveldcontext.

Leermaterialen
::Voor meer informatie, klik hier::
Anthone, P., Baert, H., Beunens, L. Bouverne-De Bie, M. e.a. (2008): Handboek Samenlevingsopbouw. Brugge: Die Keure;
Corijn, E., De Vos, R., Soenen, R. e.a. "Nen zanger is ne groep". Over gemeenschapsvorming. WisselWerk-Cahier (2006). Driemaandelijks tijdschrift. Brussel: SoCius.


Studiekosten
De kostprijs wordt geraamd op ongeveer 85€.
Deze studiekost kan verhoogd worden met de kosten voor het buitenlandse studiebezoek en - verblijf indien van toepassing.

Studiebegeleiding
Dokeos;
Lesgever is steeds aanspreekbaar tijdens de lessen of na afspraak voor verdere uitleg.
Contactgegevens: zie item OP-leden.

Onderwijsvormen
Interactief hoorcollege;
Werken in groepen;
Discussiecollege;
Mogelijks gastspreker;
Mogelijks extra muros activiteit (al dan niet in internationale context).

Dit opleidingsonderdeel ondersteunt, gelinkt aan haar inhoudelijke eigenheid, de mogelijkheid tot implementatie van internationale gastsprekers en/of bezoeken in internationale context.

Evaluatievorm
Eerste zittijd
De evaluatie op het einde van het semester berust op 2 onderdelen:
Een schriftelijke opdracht (40% van de totale beoordeling).
De schriftelijke opdracht omvat een paper.
De evaluatiecriteria worden toegelicht bij aanvang van het opleidingsonderdeel (cfr. opdrachtformat).

Een mondeling examen (60% van de totale beoordeling).
Het examen richt zich op de volledige leerinhoud van dit opleidingsonderdeel. Het aantal vragen wordt bepaald met zorg naar haalbaarheid binnen de voorziene examineringstijd.
Het mondeling examen omvat korte antwoordvragen, essayvragen, meningsvragen en vragen die de uitgewerkte opdracht aan de theorie moeten linken.

Tweede zittijd
Voor de tweede zittijd gelden dezelfde evaluatiemodaliteiten als voor de eerste zittijd. Op de feedback van de eerste zittijd worden zowel de schriftelijke opdracht als het mondeling examen toegelicht met mogelijke tips naar de tweede zittijd toe.

OP-leden
Betrokken lesgevers:
Nicole Vanhoucke ( Nicole.Vanhoucke@hogent.be)
Pascal Tuteleers (Pascal.Tuteleers@hogent.be)