MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT IN DE PRAKTIJK: THEORETISCHE EN PRAKTISCHE BOUWSTENEN 1
 
Wordt gegeven in 1st jaar professionele Bachelor in het sociaal werk
Hoorcollege [A] 36.0
Werkcollege [B] 60.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 21.0
Totale studietijd [D] 252.0
Studiepunten [E] 9
Niveau inleidend
Creditcontract? toelating nodig
Examencontract?
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Nicole Vanhoucke
Referentie SCSWKX01A00018
 
Trefwoorden
MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT IN DE PRAKTIJK – Theoretische en praktische bouwstenen 1

Doelstellingen
Maatschappelijk assistenten oefenen hun beroep uit in diverse sectoren van de samenleving. Functiedifferentiatie is daar een gevolg van.
Om aan te tonen hoe het beroepsprofiel van de maatschappelijk assistent enerzijds vertrekt vanuit fundamentele waarden en een gemeenschappelijke stam, doch anderzijds een specifiek accent krijgt naargelang het werkterrein richt dit opleidingsonderdeel zich op alle functies en de daaraan verbonden basiscompetenties van een maatschappelijk assistent in het algemeen.
In dit opleidingsonderdeel wordt vervolgens de focus gericht op de maatschappelijk assistent als maatschappelijk werker.
In het opleidingsonderdeel Maatschappelijk Assistent: theoretische en praktische bouwstenen 2 wordt de klemtoon gelegd op de maatschappelijk assistent als personeelswerker, als maatschappelijk adviseur en als sociaal-cultureel werker.
Het is van zelfsprekend dat het opleidingsonderdeel de menswetenschappelijke kaders uit de andere opleidingsonderdelen van modeltraject 1 integreert om het professioneel handelen te kaderen en vice versa om theoretische concepten te concretiseren.
Daarenboven legt dit opleidingsonderdeel het fundament tot opleidingsonderdelen in modeltraject 2 en 3. in het bijzonder tot opleidingsonderdelen als Werkvelden Sociaal Werk, Stage en supervisie 1, methodieken in Maatschappelijk Werk ( modeltraject 2) en verschillende methodische opleidingsonderdelen, stage en supervisie 2 en afstudeerproject, in het bijzonder binnen de afstudeerrichting Maatschappelijk Werk, in modeltraject 3.

Het opleidingsonderdeel wil deze doelstellingen concreet vorm geven door volgende competenties uit het opleidingsprofiel te ondersteunen:

- Beroepsspecifieke competenties:
         1. SW-ers handelen vanuit een visie die steunt op een breed inzicht in de maatschappelijke werkelijkheid
                 - Deelcompetenties:
                        * baseren hun handelen op relevante inzichten;
                        * sturen hun handelen vanuit een persoonlijke visie waarbij de emancipatie van de cliënt en cliëntgroep centraal staat.
                 - Gedragsindicatoren bij studenten tot deze competentie:
                        * kijken vanuit menswetenschappelijke perspectieven naar maatschappelijke problemen en evoluties die het werkveld raken;
                        * hebben zicht op de verschillende visies die er bestaan rond de diversiteitproblematiek en ontwikkelen er een eigen standpunt over;
                        * ontwikkelen een eigen mens- en maatschappijvisie;
                        * ontwikkelen een eigen visie rond sociaal werk die als motor kan dienen bij het eigen handelen en die de emancipatie van de cliënt en cliëntgroep centraal stelt.

         2. SW-ers dragen bij tot de profilering en ontwikkeling van de professionele identiteit
                 - Deelcompetenties:
                        * reflecteren systematisch op het professioneel handelen;
                        * tonen een duidelijk inzicht in de professionele identiteit en de afgrenzing hiervan;
                        * participeren in het maatschappelijk debat rond sociale problemen en hun oplossingen vanuit de eigenheid en het waardenkader van sociaal werk.
                 - Gedragsindicatoren bij studenten tot deze competentie:
                        * stellen systematisch het eigen gedrag bespreekbaar;
                        * tonen een actieve belangstelling voor het maatschappelijk gebeuren;
                        * kunnen de eigenheid van sociaal werk omschrijven, kunnen de relevantie van SW duiden.

        3. SW-ers handelen op het kruispunt van mensen en hun omgeving vanuit een ethische grondhouding
                 - Gedragsindicatoren bij studenten tot deze competentie:
                        * hebben zicht op eigen waarden en normen;
                        * benoemen en bespreken de eigen sociale en ethische normen;
                        * relateren menselijk gedrag aan waarden en normen uit diverse referentiekaders;
                        * respecteren diversiteit in waarden en normen;
                        * positioneren zich constructief in confrontaties rond waarden en normen;
                        * stellen hun professioneel handelen bespreekbaar op basis van respect voor persoonlijke en culturele eigenheid van anderen;
                        * toetsen visies en meningen op hun waarde en ontwikkelen een onderbouwd eigen standpunt.

        4. SW-ers communiceren doelgericht in een context van grote diversiteit:
                - Deelcompetenties:
                        * leggen contact met mensen en groepen met verschillende achtergrond;
                        * communiceren op een doelgerichte manier in informele- en formele groepen.
                 - Gedragsindicatoren bij studenten tot deze competentie:
                        * beheersen theoretische modellen rond communicatie en kunnen die als achtergrond gebruiken om naar concrete situaties te kijken;
                        * reflecteren op het eigen communicatieve gedrag;
                        * beheersen een aantal essentiële gespreksvaardigheden;
                        * zien diversiteit als een positieve uitdaging in de communicatie met en de begeleiding van mensen en groepen.

- Algemene beroepscompetenties :
         5.Teamgericht kunnen werken
                 - Deelcompetenties:
                        * kunnen als groepsspeler samenwerken in een team binnen een dienst;
                        * kunnen hun houding en rol(len) aanpassen aan verschillende vormen en settings van samenwerken;
                        * nemen initiatief tot samenwerking.
                  - Gedragindicatoren bij studenten tot deze competentie:
                        * krijgen zicht op de eigen houding, keuzes en rollen in het samenwerken rond opdrachten;
                        * hanteren constructief communicatietechnieken ter ondersteuning van samenwerken rond opdracht;
                        * stimuleren tot samenwerken in het kader van een opdracht;
                        * tonen zich collegiaal in het samenwerken rond opdrachten.

        6. Het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk
                - Deelcompetenties:
                        * richten hun gedrag vanuit een breed maatschappelijk engagement;
                        * ontwikkelen een persoonlijke visie over de maatschappelijke waarde en functie van hun werkterrein en beroep;
                        * nemen initiatief tot samenwerking.
                 - Gedragsindicatoren bij studenten tot deze competentie:
                        * kennen verschillende visies die ten grondslag liggen aan het sociaal werk en kunnen er een eigen standpunt over aannemen;
                        * vertonen interesse voor maatschappelijke problemen en ontwikkelingen en ontwikkelen een eigen maatschappijvisie.

- Algemene competenties:
        7. Het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken
                 - Deelcompetenties:
                        * bevragen het eigen handelen;
                        * toetsen visies en meningen op hun waarde;
                        * ontwikkelen een onderbouwd eigen standpunt.
                 - Gedragsindicatoren bij studenten tot deze competentie:
                        * reflecteren kritisch over eigen functioneren;
                        * ontwikkelen een eigen kritische visie over de waarde en de beperktheden van het sociaal werk;
                        * hanteren een kritische houding als constante toetssteen.

        8. Creativiteit
                - Deelcompetenties:
                        * bekijken problemen en situaties vanuit verschillende perspectieven;
                        * bedenken uiteenlopende oplossingen.
                 - Gedragsindicatoren bij studenten tot deze competentie:
                        * kijken op een open manier naar complexe problemen en thematiseren deze op verschillende manieren;
                        * brainstormen op een creatieve manier over verschillende oplossingswegen;
                        * toetsen oplossingswegen op hun waarde.

Leerinhoud
Het opleidingsonderdeel richt zich enerzijds op het verwerven van kennis; anderzijds op het verwerven van basisvaardigheden en houdingen nodig voor het aanvangen van stage en supervisie 1 zoals omschreven in modeltraject 2.
Het focust zich op verschillende onderdelen van dit te verwerven totaalpakket:

1. Beroepspraktijk :
Het onderdeel beroepspraktijk bestaat uit drie grote peilers :
- Een theoretische (en praktijkgerichte) voorstelling van :
         - eigenheid van het beroep
         - profiel en profilering van het beroep
         - emancipatorische visie als grondslag
         - de afstudeerrichting maatschappelijk werk : historiek, begripsdefiniëring, structuur, doelgroepen en organisaties, methodieken, taak en rol van de maatschappelijk werker
- Exemplarisch werken met praktijkvoorbeelden gekoppeld aan het verwerven van kennis, vaardigheden en houdingsaspecten van de maatschappelijk assistent
- Ontwikkelen van een systematische reflectie op zichzelf en de keuze voor het beroep

2. Gespreksvaardigheden :
- Begripsdefiniëring, kennismaking en inoefenen van de verschillende begrippen en stappen van het communicatieproces
- Opdrachten en oefeningen om te reflecteren met zin voor theoretische kadering rond het eigen functioneren in het communicatieproces
- Analyseren a.d.h.v. observatie van het eigen communicatieproces
- Leren expliciteren van hun kritische zin rond het eigen communicatieproces en dat van studiegenoten Concreet gaat het hier om o.a. coderen, decoderen, alle facetten van actief luisteren, vragen stellen, geven en ontvangen van feedback,…

3. Creatieve agogische praktijk :
- Begripsdefiniëring, theoretische kadering en informatie over creativiteit denken, creativiteit als (aan te leren) vaardigheid, creativiteit als houding
- Exploreren en experimenteren van de eigen non-verbale communicatie via oefeningen en opdrachten
- Observeren en benoemen van effecten van non-verbaal gedrag
- Bijsturen en optimaliseren van non-verbale communicatie i.f.v. het beroep

4. Informatieverwerving en informatieverwerking:
- Basisbegrippen van informatietechnologie
- Belang en structuur van schriftelijke rapportage in de praktijk van de M.A.

Begincompetenties
Eindtermen secundair onderwijs

Eindcompetenties
De competenties uit het opleidingsprofiel vermeld in het luik ' doelstellingen' worden integratief ondersteund door volgende eindcompetenties van het opleidingsonderdeel:
- Op het niveau van weten en inzien:
         De studenten:
         - benoemen de eigenheid van het beroep (zie leerinhouden)
         - omschrijven duidelijk de eigen kennis, vaardigheden en houding in het kader van sociaal werk
         - definiëren correct de elementen (zie leerinhouden) van de afstudeerrichting maatschappelijk werk
         - (her)kennen hun eigen beginnende mens- en maatschappijvisie
        - brengen een actuele kennis van de maatschappelijke werkelijkheid aan

- Op niveau van toepassen ( vaardigheden):
        De studenten:
        - wenden correct beginnende (beroeps)communicatieve vaardigheden aan zoals observatievermogen; inlevingsvermogen; reflecteren; vaardigheden om te leren leren en feedback te hanteren; verbale en non-verbale communicatie; schriftelijke communicatie; participatie en betrokkenheid; praten en presenteren voor de groep.
        - hanteren efficiënt organisatorische en administratieve vaardigheden zoals het adequaat gebruik maken van informatiebronnen (o.a. sociale kaart); het opmaken en gebruiken van een planning; het flexibel omgaan met onverwachte omstandigheden; doelgericht en gestructureerd rapporteren en registreren; hanteren van correct taalgebruik en het toepassen van de geldende standaardnormen.
        - werken teamgericht : dit wordt o.a. uitgebouwd in samenwerkingsverbanden die in het kader van dit opleidingsonderdeel worden vereist en waar de student naast het productgegeven ook een bijdrage levert aan het proces door het toepassen van de theoretische communicatiekaders

- Op het niveau van integreren (houding/attitude):
        De studenten:
         - tonen een geëngageerde ingesteldheid geconcretiseerd in volgende aspecten: aanwezigheid en stiptheid; inzet; sociale houding; leergierigheid; initiatief nemen; verantwoordelijkheid nemen; doorzettingsvermogen ontwikkelen en eigen mening durven brengen.
        - expliciteren een kritische ingesteldheid geconcretiseerd in volgende aspecten: een genuanceerde kijk; een zicht op eigen referentiekader; zicht op eigen mogelijkheden en beperkingen; zichzelf en het werkmateriaal in vraag stellen.
         - streven een respectvolle ingesteldheid na geconcretiseerd in volgende aspecten: correctheid in afspraken; aanwezigheid; openheid; echtheid; gelijkwaardigheid; empathie en een niet veroordelende houding.

Leermaterialen
::Voor meer informatie, klik hier::
Boekje “leren en werken als maatschappelijk assistent” (VVSH)
Syllabus (verkrijgbaar op cursusdienst)
Bijkomende teksten ( verkrijgbaar in de lessen of via Dokeos)
Actualiteitsmateriaal

Studiekosten
De kostprijs wordt beraamd op ongeveer 30€ (kopijen, boekje, werkveldexploratie,…)

Studiebegeleiding
Tijdens het lesgebeuren is er regelmatig aandacht voor feedback, bijsturing,… in het functioneren van de studenten dit zowel t.a.v. opdrachten, oefeningen, gesprekken als t.a.v. het werkmateriaal.
Contactgegevens te bevragen bij OP-leden betrokken bij het opleidingsonderdeel.

Onderwijsvormen
De kennismaking met en het verwerkingsproces van de leerinhoud wordt ondersteund en gestimuleerd door :
- Niveau weten en inzien : hoorcollege, demonstratie, leergroep, begeleide zelfstudie
- Niveau toepassen : werkcollege, opdrachtgestuurd werken
- Niveau toepassen/integreren : interactief hoorcollege, demonstratie, werkcollege, probleemgestuurd werken

Evaluatievorm
Dit opleidingsonderdeel wordt geëvalueerd na het 1ste semester.

De totale evaluatie van het functioneren van de student in het opleidingsonderdeel gebeurt in overleg met alle betrokken OP-leden van de desbetreffende student in dit opleidingsonderdeel.
Hierbij wordt én de permanente evaluatie én de productevaluatie samen bekeken.

1) Permanente evaluatie (50% van de punten) i.f.v. kennis, houding en vaardigheden. Voor de procesevaluatie is het volgen van alle inhoudsonderdelen van het opleidingsonderdeel een vereiste. Het (groei)proces en de participatie tijdens het lesgebeuren staat centraal.

2) - Productevaluatie (50% van de punten): verschillende producten :
         - praktijkwerkboek (met o.a. ervaringsverslagen, observatieverslagen, reflectieverslagen,…)
        - actualiteitsmap
         - buitenschoolse opdracht
        - integratieopdracht
Voor de productevaluatie tellen de producten van alle onderdelen van de leerinhoud mee.

2de zittijd:
in de tweede zittijd wordt voor de productevaluatie een gelijkaardig opdracht voorzien (50% van de punten).
De behaalde punten van de Permanente evaluatie (50% van de punten) in de 1ste zittijd worden behouden.

OP-leden
Nicole Vanhoucke