STAGE SPECIFIEK
 
Wordt gegeven in 3de jaar professionele Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
3de jaar professionele Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs, tweejarig SOV-programma voor bachelors of masters: 2e jaar
3de jaar professionele Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs, eenjarig SOV-programma vr bachelor in het onderwijs: lager
3de jaar initiële lerarenopleiding Kleuteronderwijs
Hoorcollege [A] 0.0
Werkcollege [B] 0.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 168.0
Totale studietijd [D] 390.0
Studiepunten [E] 13
Niveau gespecialiseerd
Creditcontract? toegankelijk
Examencontract?
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Erna VAN CROMBRUGGE
Referentie LGKLEI03A99481
 
Trefwoorden
pedagogisch-didactisch handelen

Doelstellingen
Vaardigheden:
-kan doelstellingen formuleren voor kleuters met specifieke opvoedingsbehoeften (uitgaande van het aangereikte handelingsplan).
-kan vanuit interactie met de kleuters tot nieuwe en/of aangepaste leerinhouden komen.
-kan vanuit de aanbreng van de kleuters een aanbod creëren.
-kan het hoekenwerk: in meerdere hoeken terzelfdertijd begeleiden.
-kan hoekenwerk organiseren en begeleiden op basis van verschillen in interesse en niveau.
-raadpleegt in overleg met mentor/GOK-leerkracht de observatie-instrumenten en het kindvolgsysteem die van toepassing zijn in de stageschool.
-kan via observatiegegevens van de individuele kleuter, deze kleuter individueel begeleiden naar niveauverhogend functioneren.
-kan observatieschema’s van de kindvolgsystemen invullen tijdens zijn stage.
-kan emotionele en relationele problemen die zich voordoen in de klas in de kleutergroep bespreekbaar stellen.
-kan de eigenheid van het individuele kind binnen zijn sociale groep respecteren (vb. éénoudergezinskind, allochtoon, ...).
-kan de eigenheid van het individuele kind binnen zijn sociale groep hanteren.
-kan een vlotte begeleiding van het hoekenwerk verzorgen.
-kan ervoor zorgen dat de kleuters weten wat, waar, wanneer en waarom ze iets doen (daglijn, hoekenwerk, …).
-kan,op basis van observatiegegevens en in samenspraak met de mentor, de ouders van een kleuter uitleg geven over het gedrag en niveau van de kleuter.
-kan in overleg met de mentor zich aanpassen aan de geldende afspraken en samenwerkingsverbanden (vb. klasoverschrijdende activiteiten, atelierwerking, …).
-kan uitgaande van feedback en van de reflecties op eigen presteren zijn pedagogisch handelen bespreken met medestudenten, mentoren of begeleidende lectoren.

Houdingen:
- durft afwijken van de voorbereiding indien nodig
- wijzigt de klasschikking indien nodig
- stelt zich positief op naar de kleuters (geeft waarderingen, moedigt aan, stimuleert, gedraagt zich opgewekt, is enthousiast en dynamisch, …)
- reageert op gedrag van kinderen en niet op hun persoon
- kan zich verplaatsen in het standpunt van iemand anders (empathiseert)
- laat in een gesprek de andere uitspreken
- komt afspraken na
- stelt grenzen
- houdt rekening met de leefwereld van kinderen
- geeft opbouwende kritiek
- kan opbouwende kritiek ontvangen en er constructief mee omgaan
- reflecteert over eigen handelen, over leerinhouden, methodes, lesvoorbereidingen van collega’s, ideeën, waarden, …
- past vlot de klasschikking aan de noden aan
- vervangt dode momenten door (ongeplande) verantwoorde activiteiten
- organiseert op een efficiënte manier: uitstappen, feestjes, ...
- plant zorgvuldig de uitvoering van activiteiten (werkblaadjes, illustraties, bordgebruik, ...)
- gaat op een efficiënte manier met tijd om
- streeft naar teamwork (participeert actief aan projecten van kinderen, werkt samen met collega’s en mentoren)
- verdeelt de taken bij een opdracht
- overlegt met collega’s, mentor en directie bij het inrichten van een klasoverschrijdende activteit
- bereidt zorgvuldig en voldoende voor
- zorgt ervoor dat de klas (en de klasomgeving) opgeruimd is
- verwittigt bij afwezigheid, bij leswisselingen
- voorziet stipt het weekrooster, de voorbereidingen, de agenda, de administratieve verplichtingen, e.a.
- begeleidt kinderen met moeilijkheden (zowel onder als boven de gemiddelde leerling)
- komt gemaakte afspraken na
- verwijst een ziek kind door het secretariaat
- tracht variatie aan te brengen in het klasgebeuren
- durft experimenteren met nieuwe materialen, activiteiten, …
- hanteert verschillende expressiemiddelen bij verschillende leergebieden
- plaatst kinderen voor uitdagende problemen
- past zich soepel aan situationele gegevens aan (het weer, de actualiteit, het beschikbaar materieel,...)
- kan inspelen op onverwachte aanbreng van kinderen
- past zich vlot aan de school aan (gebruikte methode, terminologie, omgangregels,...)
- past zijn leiderschapsstijl aan, aan de gesprekspartner aan (directie, ouders, leerlingen,...)
- is gericht op een correcte en verzorgde mondelinge en schriftelijke taal ( voorbeeldfunctie )
- past zijn taalgebruik aan de gesprekspartner aan (directie, ouders, hulpverleners,...)
- drukt zich congruent uit (verbale en non-verbale taal vallen samen)
- varieert in intonatie, volume, mimiek, lichaamshouding
- houdt oogcontact
- is gericht op correcte zinsbouw en spelling
- stimuleert bij de kleuters een verzorgd taalgebruik
-volgt actuele thema’s en ontwikkelingen op via het journaal, nieuwsduidingsprogramma’s, kranten, internet, software, tijdschriften, bezoeken aan musea enz.


Leerinhoud
- stageperiodes van langere duur;
- stageperiodes in scholen met specifieke methodieken (methodescholen, BKO, multiculturaliteit,…);
- waar mogelijk ervaringsstage in klasoverstijgende beroepsgebonden activiteiten.
- meerdaagse creastage: drama

Begincompetenties
Zie 1e en 2e jaar van het opleidingsprofiel LKO.

Eindcompetenties
FG 1: De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen.
        1.1: beginsituatie van de kinderen en de groep achterhalen
        1.2: Doelstellingen kunnen kiezen en formuleren
        1.3: Leerinhouden/leerervaringen selecteren
        1.4: Leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod
        1.5: Een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen
        1.6: Individuele en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen een aanpassen
        1.7: Realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving
        1.8: Observatie voorbereiden
        1.9: Observeren met het oog op bijsturing en differentiatie
FG 2: De leraar als opvoeder.
        2.1: In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school
        2.2: De emancipatie van de kinderen bevorderen
        2.3: Door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden
        2.4: Actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context.
        2.5: Omgaan met kinderen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met kinderen met leer- en gedragsproblemen
        2.6: Het fysieke welzijn van de kinderen bevorderen
FG 3: De leraar als inhoudelijk expert.
        3.1: Basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m.inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen
        3.2: Toepassen van de verworven kennis en vaardigheden in de didactische aanpak
        3.3: Het eigen vormingsaanbod situeren en afstemmen op het geheel van het onderwijsaanbod
FG 4: De leraar als organisator.
        4.1: Een gestructureerd speelleerklimaat bevorderen
        4.2: Een kindgericht dagverloop creëren
        4.3: Op correcte wijze administratieve taken uitvoeren
        4.4: Een stimulerende en werkbare leefruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kinderen
FG 5: De leraar als innovator / onderzoeker
        5.1: Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen
        5.2: Kennisnemen van de resultaten van onderzoek.
        5.3: Het eigen functioneren kunnen bevragen en bijsturen
FG 6: De leraar als partner van de ouders / verzorgers
        6.1: Zich op de hoogte stellen van een discreet omgaan met gegevens over het kind
        6.2: Met ouders/verantwoordelijken voor de opvoeding communiceren over hun kind in de school
        6.3: In overleg met het team, de ouders/verantwoordelijke voor de opvoeding informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van ouders
        6.4: Met ouders/verantwoordelijke voor de opvoeding in dialoog treden over opvoeding en onderwijs
FG 7: De leraar als lid van een schoolteam
        7.1: Overleggen en samenwerken binnen het schoolteam
        7.2: In team een taakverdeling opstellen en die naleven
        7.3: Het eigen pedagogisch en didactisch handelen bespreekbaar maken in teamverband
        7.4: Zich documenteren over de eigen rechtszekerheid en die van de leerlingen
FG 10: De leraar als cultuurparticipant
        10.1: Actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond
                het sociaal-politiek domein
                het sociaal-economisch domein
                het levensbeschouwelijk-ethisch domein
                het cultureel-esthetische domein
                het cultureel-wetenschappelijke domein
        10.2: De leraar kan werken aan een interpretatiekader om kritisch om te gaan met informatie rond deze thema's en ontwikkelingen

A1. Beslissingsvermogen
A2. Relationele gerichtheid
A3. Kritische ingesteldheid
A4. Leergierigheid
A5. Organisatievermogen
A6. Zin voor samenwerking
A7. Verantwoordelijkheidszin
A8. Creatieve gerichtheid
A9. Flexibiliteit
A10. Gerichtheid op correct taalgebruik en communicatie


Leermaterialen
Nota's stage
Syllabus: didactisch tips stage

Studiekosten
- Materiaal en materieel voor de stage
- Verplaatsing naar de hospiteerscholen.
- € 150: creastage

Studiebegeleiding
Op individuele basis bij lesvoorbereiding, evaluatie en reflectie.

Onderwijsvormen
- Participerende observatie, observatie- en ervaringsstage.
- Meerweekse actieve stages.
- Creastage in internaatsverband.

Evaluatievorm
Permanente evaluatie op basis van het pedagogisch dossier.

Studenten met een examencontract dienen zich in te schrijven voor dit opleidingsonderdeel alsook voor stage algemeen via een creditcontract

OP-leden
Erna VAN CROMBRUGGE